Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 15:13-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het negenendertigste jaar van Uzzia, de koning van Juda; hij regeerde een volle maand te Samaria.

14. Toen trok Menachem, de zoon van Gadi, uit Tirsa op, kwam naar Samaria en sloeg Sallum, de zoon van Jabes, te Samaria dood. En hij werd koning in zijn plaats.

15. Het overige van de geschiedenis van Sallum en de samenzwering die hij gesmeed heeft, zie, zij zijn beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.

16. Toen sloeg Menachem Tifsach met allen die daarin waren, en het daarbij behorend gebied, van Tirsa af, omdat het de poort niet had geopend. Hij sloeg het, al de zwangere vrouwen daarin liet hij openrijten.

17. In het negenendertigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Menachem, de zoon van Gadi, koning over Israël; hij regeerde tien jaar te Samaria.

18. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren; hij week al zijn dagen niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven,

19. Pul, de koning van Assur, trok tegen het land op; Menachem gaf Pul duizend talenten zilver, opdat deze hem zou bijstaan om het koningschap in zijn hand te bevestigen.

20. En Menachem hief dit geld van Israël, van alle vermogende lieden, om het de koning van Assur te geven: vijftig sikkels zilver per hoofd. Toen keerde de koning van Assur terug en bleef daar niet in het land.

21. Het overige van de geschiedenis van Menachem en al wat hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 15