Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 15:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Het overige van de geschiedenis van Zekarja, zie, het is beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.

12. Aldus was immers het woord dat de Here gesproken had tot Jehu: Uw zonen zullen tot in het vierde geslacht op de troon van Israël zitten. En zo is het ook geschied.

13. Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het negenendertigste jaar van Uzzia, de koning van Juda; hij regeerde een volle maand te Samaria.

14. Toen trok Menachem, de zoon van Gadi, uit Tirsa op, kwam naar Samaria en sloeg Sallum, de zoon van Jabes, te Samaria dood. En hij werd koning in zijn plaats.

15. Het overige van de geschiedenis van Sallum en de samenzwering die hij gesmeed heeft, zie, zij zijn beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël.

16. Toen sloeg Menachem Tifsach met allen die daarin waren, en het daarbij behorend gebied, van Tirsa af, omdat het de poort niet had geopend. Hij sloeg het, al de zwangere vrouwen daarin liet hij openrijten.

17. In het negenendertigste jaar van Azarja, de koning van Juda, werd Menachem, de zoon van Gadi, koning over Israël; hij regeerde tien jaar te Samaria.

18. Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren; hij week al zijn dagen niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven,

19. Pul, de koning van Assur, trok tegen het land op; Menachem gaf Pul duizend talenten zilver, opdat deze hem zou bijstaan om het koningschap in zijn hand te bevestigen.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 15