Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 14:3-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. En hij deed wat recht is in de ogen des Heren, echter niet zoals zijn vader David; hij deed geheel zoals zijn vader Joas gedaan had:

4. de hoogten alleen verdwenen niet, nog steeds slachtte en offerde het volk op de hoogten.

5. Zodra hij het koningschap vast in handen had, doodde hij de dienaren die zijn vader, de koning, hadden gedood.

6. Maar de kinderen van de moordenaars bracht hij niet ter dood, overeenkomstig hetgeen geschreven staat in het wetboek van Mozes, waar de Here geboden heeft: De vaders zullen niet om de kinderen ter dood gebracht worden, ook zullen de kinderen niet om de vaders ter dood gebracht worden; maar ieder zal om zijn eigen zonde ter dood gebracht worden.

7. Hij versloeg de Edomieten in het Zoutdal, tienduizend man; in die strijd veroverde hij Sela en het kreeg van hem de naam Jokteël, tot op de huidige dag.

8. Toen zond Amasja boden tot Joas, de zoon van Joachaz, de zoon van Jehu, de koning van Israël, om te zeggen: Kom, laten wij ons met elkander meten!

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 14