Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 14:10-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Gij hebt Edom geheel verslagen; daardoor heeft uw hart u overmoedig gemaakt. Behoud uw roem en blijf in uw huis. Waarom zoudt gij het ongeluk uitdagen, zodat gij ten val komt, en Juda met u?

11. Doch Amasja luisterde niet. Toen trok Joas, de koning van Israël, op, en zij maten zich met elkander, hij en Amasja, de koning van Juda, te Bet-Semes in Juda.

12. En Juda werd door Israël verslagen en zij vluchtten allen naar hun tenten.

13. Joas nu, de koning van Israël, nam Amasja, de koning van Juda, de zoon van Joas, de zoon van Achazja, te Bet-Semes gevangen. En hij kwam naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, van de Efraïmpoort tot de Hoekpoort, vierhonderd el.

14. Daarop nam hij al het goud en zilver en al het gerei dat in het huis des Heren gevonden werd en in de schatkamers van het koninklijk paleis, benevens gijzelaars, en keerde terug naar Samaria.

15. Het overige van de geschiedenis van Joas, wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, en hoe hij gestreden heeft tegen Amasja, de koning van Juda, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

16. Joas ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria bij de koningen van Israël; zijn zoon Jerobeam werd koning in zijn plaats.

17. Amasja, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na de dood van Joas, de zoon van Joachaz, de koning van Israël, vijftien jaar.

18. Het overige van de geschiedenis van Amasja, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda?

19. Men smeedde te Jeruzalem een samenzwering tegen hem en hij vluchtte naar Lakis. Maar men liet hem achternazetten naar Lakis en daar doden.

20. Men legde hem op paarden, en hij werd te Jeruzalem begraven bij zijn vaderen in de stad Davids. –

21. Nu had het gehele volk van Juda Azarja, toen deze zestien jaar oud was, genomen en koning gemaakt in de plaats van zijn vader Amasja.

22. Hij versterkte Elat en bracht het aan Juda terug, nadat de koning bij zijn vaderen te ruste was gegaan.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 14