Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 13:4-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Maar Joachaz zocht de gunst van de Here, en de Here hoorde naar hem, want Hij had gezien hoe zwaar de koning van Aram Israël verdrukte.

5. En de Here gaf aan Israël een verlosser, zodat zij onder de overheersing van Aram uit kwamen en de Israëlieten in hun tenten konden wonen zoals tevoren.

6. Toch weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die hij Israël had doen bedrijven; daarmee gingen zij voort. Ook bleef te Samaria de gewijde paal staan.

7. Waarlijk, hij had aan Joachaz geen krijgsvolk overgelaten dan vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; want de koning van Aram had hen te gronde gericht en hen gemaakt als stof bij het dorsen.

8. Het overige van de geschiedenis van Joachaz en alles wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

9. Joachaz ging bij zijn vaderen te ruste en men begroef hem in Samaria; zijn zoon Joas werd koning in zijn plaats.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 13