Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 13:13-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Nadat Joas bij zijn vaderen te ruste gegaan was, zette Jerobeam zich op de troon. Joas werd begraven in Samaria bij de koningen van Israël.

14. Elisa lag ziek aan de ziekte, waaraan hij zou sterven. Joas, de koning van Israël, kwam tot hem en weende over hem en zeide: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël!

15. Elisa zeide tot hem: Haal boog en pijlen. En toen hij voor hem boog en pijlen gehaald had,

16. zeide hij tot de koning van Israël: Leg uw hand aan de boog. En hij legde er zijn hand aan. Toen legde Elisa zijn handen op die van de koning.

17. Daarna beval hij: Open het venster naar het oosten. En toen hij het geopend had, zeide Elisa: Schiet. En hij schoot. Toen zeide hij: Een pijl der overwinning van de Here, ja, een pijl der overwinning op Aram. Gij zult Aram bij Afek tot vernietiging toe verslaan.

18. Daarna zeide hij: Neem de pijlen. Toen hij ze genomen had, zeide hij tot de koning van Israël: Sla op de grond. Hij sloeg driemaal en hield toen op.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 13