Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 11:15-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Maar de priester Jojada gebood de oversten over honderd, de bevelhebbers van het leger, en zeide tot hen: Brengt haar tussen de gelederen naar buiten en doodt met het zwaard al wie haar volgt. Want de priester had gezegd: Zij mag niet ter dood gebracht worden in het huis des Heren.

16. Daarop sloegen zij de handen aan haar; en toen zij door de ingang voor de paarden bij het koninklijk paleis gekomen was, werd zij daar ter dood gebracht.

17. Toen sloot Jojada het verbond tussen de Here en de koning en het volk, dat zij een volk des Heren zouden zijn, alsmede tussen de koning en het volk.

18. Het gehele volk des lands ging naar de tempel van Baäl en zij haalden die omver, zijn altaren en zijn beelden verbrijzelden zij volkomen en doodden Mattan, de priester van Baäl, vóór de altaren. En de priester stelde wachtposten aan voor het huis des Heren.

19. Daarop nam hij met zich de oversten over honderd, de lijfwacht, de garde en het gehele volk des lands; zij leidden de koning uit het huis des Heren en kwamen door de poort der garde in het koninklijk paleis, en hij nam plaats op de koningstroon.

20. Het gehele volk des lands verheugde zich en de stad bleef rustig, nadat zij Atalja met het zwaard ter dood gebracht hadden in het koninklijk paleis.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 11