Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 8:13-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Uw dochters zal hij nemen als zalfbereidsters, kooksters en baksters.

14. Verder zal hij van uw akkers, wijngaarden en olijftuinen de beste nemen en aan zijn dienaren geven;

15. van uw koren en de opbrengst van uw wijngaarden zal hij tienden nemen en aan zijn hovelingen en aan zijn dienaren geven.

16. Uw slaven, slavinnen, de beste van uw jonge mannen, en uw ezels zal hij nemen en gebruiken voor zijn werk.

17. Van uw kleinvee zal hij tienden nemen, en zelf zult gij hem tot slaven zijn.

18. Te dien dage zult gij jammeren over uw koning die gij u gekozen hebt, maar de Here zal u te dien dage niet antwoorden.

19. Het volk weigerde echter naar Samuël te luisteren en zij zeiden: Neen, toch moet er een koning over ons zijn;

20. dan zullen ook wij zijn als alle andere volken; onze koning zal ons richten, vóór ons uitrukken en onze oorlogen voeren.

21. Samuël hoorde al de woorden van het volk en bracht ze aan de Here over.

22. De Here zeide tot Samuël: Luister naar hen en stel een koning over hen aan. Toen zeide Samuël tot de mannen van Israël: Gaat heen, een ieder naar zijn stad.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 8