Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 6:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen de ark des Heren zeven maanden in het gebied der Filistijnen geweest was,

2. riepen de Filistijnen de priesters en de waarzeggers en vroegen hun: Wat moeten wij doen met de ark des Heren? Geeft ons te kennen, hoe wij haar zullen terugzenden naar haar eigen plaats.

3. Zij zeiden: Wanneer gij de ark van de God van Israël terugzendt, dan moet gij haar niet zonder meer heenzenden, maar gij moet Hem in ieder geval genoegdoening geven; dan zult gij genezen en zal u bekend worden, waarom zijn hand niet van u wijkt.

4. Daarop vroegen zij: Welke genoegdoening zullen wij Hem geven? En zij antwoordden: Naar het aantal van de stadsvorsten der Filistijnen, vijf gouden builen en vijf gouden muizen, want eenzelfde plaag treft allen, ook uw stadsvorsten.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 6