Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 4:1a-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1a. En het woord van Samuël kwam tot geheel Israël.

1b. Israël trok ten strijde tegen de Filistijnen en legerde zich bij Eben-Haëzer; de Filistijnen echter hadden zich gelegerd te Afek.

2. De Filistijnen stelden zich in slagorde op tegenover Israël. De strijd werd algemeen en Israël leed de nederlaag tegen de Filistijnen; en dezen versloegen in de slag op het open veld ongeveer vierduizend man.

3. Toen het volk in de legerplaats terugkeerde, zeiden de oudsten van Israël: Waarom heeft de Here ons heden de nederlaag laten lijden tegen de Filistijnen? Laten wij de ark van het verbond des Heren uit Silo halen, zodat die midden onder ons kome en ons verlosse uit de macht onzer vijanden.

4. Daarop zond het volk bericht naar Silo, en zij brachten vandaar de ark van het verbond des Heren der heerscharen, die op de cherubs troont; daar waren bij de ark van het verbond Gods de beide zonen van Eli, Chofni en Pinechas.

5. Zodra de ark van het verbond des Heren in de legerplaats kwam, hief geheel Israël een gejuich aan, zo luid, dat de aarde dreunde.

6. En de Filistijnen, die dat gejuich hoorden, zeiden: Wat betekent toch dat luide gejuich in de legerplaats der Hebreeën? Toen zij vernamen, dat de ark des Heren in de legerplaats gekomen was,

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 4