Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 4:15-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Eli nu was achtennegentig jaar oud en zijn ogen stonden star, zodat hij niet zien kon.

16. De man zeide tot Eli: Ik kom van het slagveld; ik ben vandaag nog van het slagveld gevlucht. Hij zeide: Wat is er gebeurd, mijn zoon?

17. De boodschapper antwoordde: Israël is voor de Filistijnen op de vlucht geslagen; een grote nederlaag heeft het volk geleden; ook uw beide zonen, Chofni en Pinechas, zijn dood, en de ark Gods is buitgemaakt.

18. Toen hij melding maakte van de ark Gods, viel Eli achterover van zijn stoel naast de poort, brak zijn nek en stierf. Want de man was oud en zwaar. En hij was veertig jaar richter over Israël geweest.

19. Zijn schoondochter nu, de vrouw van Pinechas, was zwanger en zou spoedig baren. Toen zij het bericht vernam, dat de ark Gods buitgemaakt was en dat haar schoonvader en haar man gestorven waren, kromde zij zich en baarde, want de weeën overvielen haar.

20. Toen zij op sterven lag, spraken de vrouwen die om haar heen stonden: Vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard. Doch zij antwoordde niet en sloeg er geen acht op.

21. Zij noemde de jongen Ikabod en zeide: weg is de eer uit Israël – omdat de ark Gods was buitgemaakt en om haar schoonvader en haar man.

22. Zij zeide: Weg is de eer uit Israël, want de ark Gods is buitgemaakt.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 4