Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 4:12-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Een Benjaminiet snelde weg uit de gelederen en bereikte nog op dezelfde dag Silo, in gescheurde klederen en met aarde op zijn hoofd.

13. Toen hij aankwam, zie, Eli zat op zijn stoel aan de kant van de weg in afwachting, want zijn hart was vol zorg over de ark Gods. Toen de man in de stad kwam en het bericht overbracht, ging er een gejammer door de gehele stad.

14. Eli hoorde het jammergeschrei en vroeg: Wat is dat voor een rumoer? De man haastte zich naar Eli en deelde het hem mee.

15. Eli nu was achtennegentig jaar oud en zijn ogen stonden star, zodat hij niet zien kon.

16. De man zeide tot Eli: Ik kom van het slagveld; ik ben vandaag nog van het slagveld gevlucht. Hij zeide: Wat is er gebeurd, mijn zoon?

17. De boodschapper antwoordde: Israël is voor de Filistijnen op de vlucht geslagen; een grote nederlaag heeft het volk geleden; ook uw beide zonen, Chofni en Pinechas, zijn dood, en de ark Gods is buitgemaakt.

18. Toen hij melding maakte van de ark Gods, viel Eli achterover van zijn stoel naast de poort, brak zijn nek en stierf. Want de man was oud en zwaar. En hij was veertig jaar richter over Israël geweest.

19. Zijn schoondochter nu, de vrouw van Pinechas, was zwanger en zou spoedig baren. Toen zij het bericht vernam, dat de ark Gods buitgemaakt was en dat haar schoonvader en haar man gestorven waren, kromde zij zich en baarde, want de weeën overvielen haar.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 4