Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 28:15-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Daarna sprak Samuël tot Saul: Waarom hebt gij mij verontrust en mij laten opkomen? Saul zeide: Ik verkeer in grote nood: de Filistijnen strijden tegen mij, en God is van mij geweken. Hij antwoordt mij niet meer, noch door de dienst van profeten noch door dromen. Daarom heb ik u geroepen, opdat gij mij bekend zoudt maken, wat ik doen moet.

16. Toen sprak Samuël: Waarom raadpleegt gij mij; de Here is immers van u geweken en uw vijand geworden.

17. De Here heeft gedaan, zoals Hij door mijn dienst gesproken had: de Here heeft het koningschap uit uw hand gescheurd en aan uw naaste, aan David, gegeven.

18. Omdat gij naar de Here niet geluisterd hebt en zijn brandende toorn over Amalek niet hebt doen komen, daarom heeft de Here u op deze dag dit aangedaan.

19. De Here zal ook Israël met u in de macht der Filistijnen geven, en morgen zult gij met uw zonen bij mij zijn. Ook het leger van Israël zal de Here in de macht der Filistijnen geven.

20. Op hetzelfde ogenblik viel Saul in zijn volle lengte op de grond, zeer bevreesd door de woorden van Samuël. Ook begaf hem zijn kracht, omdat hij de gehele dag en de gehele nacht niets gegeten had.

21. De vrouw nu trad op Saul toe en zag, dat hij zeer ontsteld was. Toen zeide zij tot hem: Zie, uw dienstmaagd heeft naar u geluisterd; ik heb mijn leven op het spel gezet en geluisterd naar de woorden die gij tot mij gesproken hebt.

22. Luister gij nu ook naar uw dienstmaagd. Ik wil u een bete broods voorzetten; eet dan, opdat gij kracht moogt hebben, wanneer gij op weg gaat.

23. Hij weigerde echter en zeide: Ik zal niets eten. Maar toen zowel zijn dienaren als de vrouw er bij hem op aandrongen, luisterde hij naar hen, stond op van de grond en zette zich op het rustbed.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 28