Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 23:22-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Gaat heen, vergewist u, ziet te weten te komen, waar hij zich bevindt en wie hem daar gezien heeft; want men heeft mij gezegd, dat hij zeer listig te werk gaat.

23. Ziet al de schuilplaatsen te weten te komen, waar hij zich verbergt. Komt dan met betrouwbare gegevens bij mij terug; en ik zal met u gaan. Indien hij in het land is, zal ik hem opsporen onder alle duizenden van Juda.

24. Terstond begaven zij zich op weg naar Zif, voor Saul uit. En David en zijn mannen waren in de woestijn Maon, in de steppe ten zuiden van de wildernis.

25. Toen Saul met zijn mannen David ging zoeken, meldde men dit aan hem, en hij trok weg naar de rots en bleef in de woestijn Maon. Saul hoorde dit en achtervolgde David in de woestijn Maon;

26. Saul ging langs de ene en David met zijn mannen langs de andere zijde van de berg. David trachtte in allerijl aan Saul te ontkomen; en reeds stond Saul met zijn mannen op het punt David en diens mannen te omsingelen en te grijpen,

27. toen er een bode tot Saul kwam met de tijding: Trek haastig weg, want de Filistijnen zijn het land binnengevallen.

28. Daarop keerde Saul terug van de achtervolging van David en trok de Filistijnen tegemoet. Daarom noemt men die plaats: Rots der Ontkoming.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 23