Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 23:13-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen braken David en zijn mannen, ongeveer zeshonderd, op, verlieten Keïla en trokken op goed geluk rond. Aan Saul werd meegedeeld, dat David uit Keïla ontkomen was, en hij gaf de tocht op.

14. David hield verblijf in de woestijn, in bergvestingen. Hij verbleef in het gebergte, in de woestijn van Zif. Alle dagen zocht Saul hem, maar God gaf hem niet in zijn macht.

15. David vernam, dat Saul uitgetrokken was om hem naar het leven te staan. David bevond zich in de woestijn van Zif te Choresa.

16. Toen begaf Jonatan, de zoon van Saul, zich op weg en ging naar David in Choresa. Hij versterkte zijn vertrouwen op God

17. en zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van mijn vader Saul zal u niet vinden; gij zult koning over Israël zijn, en ik zal onmiddellijk onder u staan. Ook mijn vader Saul weet dit maar al te goed.

18. Hierop sloten die beiden een verbond voor het aangezicht des Heren. En David bleef in Choresa, maar Jonatan ging naar zijn huis.

19. Enige Zifieten echter trokken naar Saul in Gibea en zeiden: Weet gij wel, dat David zich bij ons verborgen houdt in de bergvestingen bij Choresa, op de heuvel van Chakila, ten zuiden van de wildernis?

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 23