Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 20:3-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. David echter verzekerde het nog eens met een eed: Uw vader weet heel goed, dat gij mij genegenheid toedraagt. Daarom denkt hij: Jonatan moet dit niet weten, anders wordt hij maar verdrietig. Nochtans, zo waar de Here leeft en zo waar gij leeft, er is slechts één schrede tussen mij en de dood.

4. Jonatan vroeg David: Wat begeert gij? Ik zal het voor u doen.

5. David antwoordde Jonatan: Zie, morgen is het de nieuwe maan, dan zou ik bij de koning aan de maaltijd moeten deelnemen. Indien gij mij verlof geeft, houd ik mij in het veld verborgen tot overmorgenavond.

6. Mist uw vader mij, dan moet gij zeggen: David heeft mij dringend gevraagd zonder verwijl naar zijn stad Betlehem te mogen gaan, omdat daar het jaarlijkse offerfeest plaatsvindt voor het gehele geslacht.

7. Zegt hij dan: Het is goed, dan is uw dienaar veilig. Maar als hij zeer toornig wordt, weet dan, dat hij vast besloten is dit kwaad te doen.

8. Betoon dan trouw aan uw knecht, want gij hebt met uw knecht bij de Here een verbond gesloten. Maar indien er bij mij ongerechtigheid is, breng gij mij dan zelf ter dood. Waarom zoudt gij mij aan uw vader overleveren?

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 20