Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 19:5-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. hij heeft zijn leven op het spel gezet en de Filistijn verslagen, en de Here heeft een grote verlossing voor geheel Israël bewerkt. Gij hebt het gezien en u verheugd. Waarom zoudt gij u dan aan onschuldig bloed bezondigen door David zonder oorzaak te doden?

6. Saul luisterde naar Jonatan en zwoer: Zo waar de Here leeft, hij zal niet ter dood gebracht worden.

7. Toen riep Jonatan David en deelde hem dit gehele gesprek mee. Jonatan bracht David bij Saul en hij was in zijn dienst als tevoren.

8. Toen nu de oorlog opnieuw uitbrak, trok David uit en streed tegen de Filistijnen; hij bracht hun een grote nederlaag toe, zodat zij voor hem op de vlucht sloegen.

9. Maar de boze geest des Heren kwam over Saul, toen hij in zijn huis zat, met zijn speer in de hand; en David tokkelde de snaren.

10. Toen trachtte Saul David met de speer aan de wand te spietsen, maar deze ontweek Saul, zodat hij met de speer de wand trof. Daarop vluchtte David en ontkwam in die nacht.

11. En Saul zond boden naar het huis van David om het te bewaken en hem des morgens te doden. Maar Mikal, de vrouw van David, deelde hem mee: Indien gij vannacht uw leven niet weet te redden, zult gij morgen ter dood gebracht worden.

12. Toen liet Mikal David door het venster naar beneden; hij ging op de vlucht en ontkwam.

13. Daarop nam Mikal de terafim en legde die op het bed; zij legde een net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan en spreidde er een kleed over uit.

14. Toen zond Saul boden om David te halen,

15. maar zij zeide: Hij is ziek. Daarna zond Saul de boden om naar David te gaan zien met het bevel: Brengt hem op het bed tot mij, opdat ik hem dode.

16. Toen kwamen de boden binnen en zie, daar lag de terafim op het bed met het net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 19