Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 17:47-57 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

47. en deze gehele menigte wete, dat de Here niet verlost door zwaard en speer. Want de strijd is des Heren en Hij geeft u in onze macht.

48. Toen de Filistijn tot de aanval overging en al nader kwam, David tegemoet, haastte David zich en snelde op de slagorde toe, de Filistijn tegemoet,

49. stak zijn hand in de tas, nam er een steen uit, slingerde die weg en trof de Filistijn tegen zijn voorhoofd, zodat de steen in zijn voorhoofd drong, en hij voorover ter aarde viel.

50. Zo overwon David de Filistijn met een slinger en een steen; hij versloeg de Filistijn en doodde hem; en David had geen zwaard in zijn hand.

51. David snelde toe, bleef bij de Filistijn staan, greep diens zwaard, trok het uit de schede en doodde hem. Hij hieuw hem het hoofd ermee af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun held dood was, sloegen zij op de vlucht.

52. De mannen van Israël en Juda sprongen op, hieven een krijgsgeschreeuw aan en vervolgden de Filistijnen in de richting van Gat en tot aan de poorten van Ekron. En de verslagenen der Filistijnen lagen op de weg naar Saäraïm, tot Gat en tot Ekron.

53. Daarna keerden de Israëlieten terug van de heftige achtervolging van de Filistijnen en plunderden hun legerplaats.

54. En David nam het hoofd van de Filistijn en bracht het naar Jeruzalem, maar diens wapenen legde hij in zijn tent.

55. Toen Saul David de Filistijn tegemoet had zien gaan, had hij tot de krijgsoverste Abner gezegd: Wiens zoon is toch deze jongeling, Abner? En Abner had geantwoord: Zo waar gij leeft, o koning, ik weet het niet.

56. Daarop had de koning gezegd: Vraag gij, wiens zoon deze jongeman is.

57. Zodra David terugkeerde van het verslaan van de Filistijn, nam Abner hem mee en bracht hem bij Saul; en hij hield het hoofd van de Filistijn in zijn hand.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 17