Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 17:36-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. Zowel leeuw als beer heeft uw knecht verslagen. En deze onbesneden Filistijn zal het vergaan als één van dezen, omdat hij de slagorden van de levende God getart heeft.

37. Ook zeide David: De Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn. En Saul zeide tot David: Ga, en de Here zal met u zijn.

38. Toen kleedde Saul David in zijn wapenrok, zette hem een koperen helm op het hoofd en deed hem een pantser aan.

39. En David gordde zijn zwaard aan, over zijn wapenrok, en hij deed moeite om te lopen, want hij had het nog nooit beproefd. Toen zeide David tot Saul: Ik kan hierin niet lopen, want ik heb het nog nooit beproefd. Daarop ontdeed David zich ervan,

40. nam zijn staf in de hand, zocht zich vijf gladde stenen uit de beekbedding en deed ze in de herderstas, die hij bij zich had, in de tas voor de slingerstenen, maar zijn slinger hield hij in de hand. Zo naderde hij de Filistijn.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 17