Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 17:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Filistijnen nu verzamelden hun leger tot de strijd en trokken zich samen te Soko, dat tot Juda behoort. Zij legerden zich te Efes-Dammim tussen Soko en Azeka.

2. Saul en de mannen van Israël verzamelden zich ook en legerden zich in het Terebintendal; en zij stelden zich op in slagorde tegenover de Filistijnen.

3. En de Filistijnen stonden aan de ene zijde op een berghelling, en Israël aan de andere zijde op een berghelling, met het dal tussen hen in.

4. Toen trad een kampvechter uit het leger der Filistijnen naar voren. Hij heette Goliat, uit Gat. Hij was zes el en een span lang.

5. Een koperen helm had hij op zijn hoofd, en hij was bekleed met een geschubd pantser; het gewicht van dit pantser was vijfduizend sikkels koper.

6. Aan zijn benen had hij koperen scheenplaten en op zijn schouder droeg hij een koperen werpspies.

7. De schacht van zijn lans was als een weversboom, en de punt van zijn lans was van zeshonderd sikkels ijzer. En een schilddrager ging voor hem uit.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 17