Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 16:17-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Saul zeide tot zijn dienaren: Ziet voor mij uit naar iemand, die goed speelt en brengt hem tot mij.

18. Toen antwoordde een van de knechten: Ik heb een zoon van de Betlehemiet Isaï gezien, die spelen kan; en hij is een dapper held, een krijgsman, wel ter tale, schoon van gestalte; en de Here is met hem.

19. Daarop zond Saul boden naar Isaï met het verzoek: Zend mij uw zoon David, die bij de schapen is.

20. Toen nam Isaï een ezel, brood, een zak wijn en een geitebokje, en liet het door zijn zoon David aan Saul brengen.

21. Zo kwam David bij Saul en werd zijn dienaar. Deze hield veel van hem, en hij werd zijn wapendrager.

22. Daarom zond Saul tot Isaï de boodschap: Laat David toch in mijn dienst blijven, want hij heeft mijn genegenheid gewonnen.

23. En telkens als die geest Gods over Saul kwam, nam David de citer en speelde; dat schonk Saul verlichting, hij voelde zich beter en de boze geest week van hem.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 16