Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 16:11-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Hierop zeide Samuël tot Isaï: Zijn dit al de jongens? Deze antwoordde: De jongste ontbreekt nog; zie, hij weidt de schapen. Toen zeide Samuël tot Isaï: Laat hem halen, want wij zullen niet gaan aanzitten, voordat hij hier gekomen is.

12. Daarop liet hij hem halen. Hij nu was rossig, ook had hij mooie ogen en een schoon voorkomen. Toen zeide de Here: Sta op, zalf hem, want deze is het.

13. Samuël nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broeders. Van die dag af greep de Geest des Heren David aan. Daarna stond Samuël op en ging naar Rama.

14. Maar van Saul was de Geest des Heren geweken, en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan.

15. Toen zeiden de dienaren van Saul tot hem: Zie toch, een boze geest Gods jaagt u angst aan;

16. laat onze heer toch zeggen, dat uw knechten, die in uw dienst staan, iemand zoeken, die op de citer kan spelen. Als dan de boze geest Gods over u komt, moet hij die bespelen, en gij zult u beter voelen.

17. Saul zeide tot zijn dienaren: Ziet voor mij uit naar iemand, die goed speelt en brengt hem tot mij.

18. Toen antwoordde een van de knechten: Ik heb een zoon van de Betlehemiet Isaï gezien, die spelen kan; en hij is een dapper held, een krijgsman, wel ter tale, schoon van gestalte; en de Here is met hem.

19. Daarop zond Saul boden naar Isaï met het verzoek: Zend mij uw zoon David, die bij de schapen is.

20. Toen nam Isaï een ezel, brood, een zak wijn en een geitebokje, en liet het door zijn zoon David aan Saul brengen.

21. Zo kwam David bij Saul en werd zijn dienaar. Deze hield veel van hem, en hij werd zijn wapendrager.

22. Daarom zond Saul tot Isaï de boodschap: Laat David toch in mijn dienst blijven, want hij heeft mijn genegenheid gewonnen.

23. En telkens als die geest Gods over Saul kwam, nam David de citer en speelde; dat schonk Saul verlichting, hij voelde zich beter en de boze geest week van hem.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 16