Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 13:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Saul nu was één jaar aan de regering geweest.Toen hij twee jaar over Israël geregeerd had,

2. koos Saul zich drieduizend man uit Israël, waarvan er tweeduizend waren bij Saul te Mikmas en op het gebergte van Betel en duizend bij Jonatan te Gibea in Benjamin, maar de rest van het volk liet hij weggaan, ieder naar zijn tent.

3. Jonatan nu versloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba lag; dit vernamen de Filistijnen. Terzelfder tijd liet Saul in het gehele land op de hoorn blazen, want hij dacht: De Hebreeën moeten het vernemen.

4. Zo hoorde geheel Israël de boodschap: Saul heeft de bezetting der Filistijnen verslagen en zodoende is Israël bij de Filistijnen in een kwade reuk gekomen. Toen werd het volk opgeroepen om Saul te volgen naar Gilgal.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 13