4. Utai, de zoon van Ammihud, de zoon van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, uit de zonen van Peres, de zoon van Juda;
5. van de Silonieten: Asaja, de eerstgeborene, en zijn zonen;
6. en van de zonen van Zerach: Jeüel, en hun broeders; zeshonderd negentig.
7. Van de zonen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Hodawja, de zoon van Hassenua;
8. Jibneja, de zoon van Jerocham; Ela, de zoon van Uzzi, de zoon van Mikri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, de zoon van Reüel, de zoon van Jibnia;
9. voorts hun broeders, naar hun afstamming, negenhonderd zesenvijftig. Al deze mannen waren hoofden van hun families.