Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 6:39-48 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. Aan zijn rechterhand stond Asaf, zijn broeder; deze was de zoon van Berekja, de zoon van Sima,

40. de zoon van Michaël, de zoon van Baäseja, de zoon van Malkia,

41. de zoon van Etni, de zoon van Zerach, de zoon van Adaja,

42. de zoon van Etan, de zoon van Zimma, de zoon van Simi,

43. de zoon van Jachat, de zoon van Gersom, de zoon van Levi.

44. Aan de linkerzijde stonden hun broeders, de zonen van Merari: Etan, de zoon van Kisi, de zoon van Abdi, de zoon van Malluk,

45. de zoon van Chasabja, de zoon van Amasja, de zoon van Chilkia,

46. de zoon van Amsi, de zoon van Bani, de zoon van Semer,

47. de zoon van Machli, de zoon van Musi, de zoon van Merari, de zoon van Levi.

48. Hun broeders, de Levieten, waren bestemd voor de gehele dienst van de tabernakel, het huis Gods.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 6