Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 6:23-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. diens zoon Elkana, diens zoon Ebjasaf, diens zoon Assir,

24. diens zoon Tachat, diens zoon Uriël, diens zoon Uzzia en diens zoon Saul.

25. De zonen van Elkana: Amasai, Achimot

26. (en) Elkana; de zonen van (deze) Elkana: zijn zoon Sofai en diens zoon Nachat,

27. diens zoon Eliab, diens zoon Jerocham, diens zoon Elkana

28. en de zonen van Samuël: de eerstgeborene (Joël), en de tweede: Abia.

29. De zonen van Merari: Machli, zijn zoon Libni, diens zoon Simi, diens zoon Uzza,

30. diens zoon Sima, diens zoon Chaggia en diens zoon Asaja.

31. Dit waren degenen die David aanstelde om de zang in het huis des Heren te leiden, nadat de ark haar rustplaats gevonden had;

32. vóór de tabernakel, de tent der samenkomst, deden zij dienst als zangers, totdat Salomo het huis des Heren bouwde te Jeruzalem; en zij vervulden hun ambt overeenkomstig het hun gegeven voorschrift.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 6