Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 4:9-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Jabes was de aanzienlijkste onder zijn broeders; zijn moeder had hem Jabes genoemd: want, zeide zij, ik heb hem met smart gebaard.

10. Jabes nu riep de God van Israël aan met de woorden: Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat uw hand met mij zijn; weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft! En God schonk wat hij had gevraagd.

11. Kelub, de broeder van Sucha, verwekte Mechir; deze was de vader van Eston.

12. En Eston verwekte Bet-Rafa, Paseach en Techinna, de vader van Ir-Nachas; dit waren de mannen van Reka.

13. De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja; de zonen van Otniël: Chatat en Meonotai;

14. en Meonotai verwekte Ofra. En Seraja verwekte Joab, de vader der bewoners van het Handwerkersdal, want dezen waren handwerkslieden.

15. De zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne, waren: Iru, Ela en Naäm, en de zonen van Ela: Kenaz.

16. De zonen van Jehallelel: Zif, Zifa, Tireja en Asarel.

17. De zonen van Ezra waren: Jeter, Mered, Efer en Jalon. Dit zijn de zonen van Bitja, de dochter van Farao, die Mered tot vrouw genomen had: zij baarde Mirjam, Sammai en Jisbach, de vader van Estemoa.

18. En zijn Judeese vrouw baarde Jered, de vader van Gedor, Cheber, de vader van Soko, en Jekutiël, de vader van Zanoach.

19. De zonen van de vrouw van Hodia, de zuster van Nacham, waren: Abi-Keïla, de Garmiet en Estemoa, de Maäkatiet.

20. De zonen van Simon waren: Amnon, Rinna, Ben-Chanan en Tilon; de zonen van Jisi: Zochet en Ben-Zochet.

21. De zonen van Sela, de zoon van Juda, waren: Er, de vader van Leka, Lada, de vader van Maresa, en de geslachten van de linnenwevers van Bet-Asbea.

22. Voorts Jokim en de mannen van Kozeba; Joas en Saraf die Moab hebben beheerst; en Jasubi-Lechem – dit zijn oude geschiedenissen.

23. Zij waren de pottenbakkers, bewoners van Netaïm en Gedera; zij woonden daar bij de koning en stonden in zijn dienst.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 4