Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 4:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Kos verwekte Anub en Hassobeba, ook de geslachten van Acharchel, de zoon van Harum.

9. Jabes was de aanzienlijkste onder zijn broeders; zijn moeder had hem Jabes genoemd: want, zeide zij, ik heb hem met smart gebaard.

10. Jabes nu riep de God van Israël aan met de woorden: Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat uw hand met mij zijn; weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft! En God schonk wat hij had gevraagd.

11. Kelub, de broeder van Sucha, verwekte Mechir; deze was de vader van Eston.

12. En Eston verwekte Bet-Rafa, Paseach en Techinna, de vader van Ir-Nachas; dit waren de mannen van Reka.

13. De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja; de zonen van Otniël: Chatat en Meonotai;

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 4