Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 4:18-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. En zijn Judeese vrouw baarde Jered, de vader van Gedor, Cheber, de vader van Soko, en Jekutiël, de vader van Zanoach.

19. De zonen van de vrouw van Hodia, de zuster van Nacham, waren: Abi-Keïla, de Garmiet en Estemoa, de Maäkatiet.

20. De zonen van Simon waren: Amnon, Rinna, Ben-Chanan en Tilon; de zonen van Jisi: Zochet en Ben-Zochet.

21. De zonen van Sela, de zoon van Juda, waren: Er, de vader van Leka, Lada, de vader van Maresa, en de geslachten van de linnenwevers van Bet-Asbea.

22. Voorts Jokim en de mannen van Kozeba; Joas en Saraf die Moab hebben beheerst; en Jasubi-Lechem – dit zijn oude geschiedenissen.

23. Zij waren de pottenbakkers, bewoners van Netaïm en Gedera; zij woonden daar bij de koning en stonden in zijn dienst.

24. De zonen van Simeon waren: Nemuël, Jamin, Jarib, Zerach en Saul;

25. diens zoon was Sallum, diens zoon Mibsam, diens zoon Misma.

26. En de zonen van Misma: zijn zoon Chammuël, diens zoon Zakkur, diens zoon Simi.

27. En Simi had zestien zonen en zes dochters; zijn broeders echter hadden niet vele zonen. Hun gehele geslacht was niet zo talrijk als de nakomelingen van Juda.

28. Zij woonden in Berseba, Molada, Chasar-Sual,

29. Bilha, Esem, Tolad,

30. Betuël, Chorma, Siklag,

31. Bet-Hammarkabot, Chasar-Susim, Bet-Biri en Saäraim; dit waren hun steden, totdat David koning werd.

32. En hun nederzettingen waren Etam, Ain, Rimmon, Token en Asan, vijf steden,

33. ook al hun nederzettingen die rondom deze steden lagen, tot aan Baäl. Dit waren hun woonplaatsen. Zij hielden hun eigen geslachtsregisters.

34. En Mesobab, Jamlek, Josa, de zoon van Amasja,

35. Joël, Jehu – de zoon van Josibja, de zoon van Seraja, de zoon van Asiël –,

36. Eljoënai, Jaäkoba, Jesochaja, Asaja, Adiël, Jesimiël, Benaja

37. en Ziza – de zoon van Sifi, de zoon van Allon, de zoon van Jedaja, de zoon van Simri, de zoon van Semaja –

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 4