Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 28:2-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Toen stond koning David op en zeide: Hoort mij aan, mijn broeders en mijn volk. Ik zelf had het voornemen, een huis der rust te bouwen voor de ark van het verbond des Heren en voor de voetbank van onze God; ik heb de bouw dan ook voorbereid.

3. Maar God heeft tot mij gezegd: Gij moogt voor mijn naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman en gij hebt bloed vergoten.

4. Toch heeft de Here, de God van Israël, mij uit mijn gehele familie verkoren om voor altijd koning te zijn over Israël; want Hij verkoos Juda tot een vorst, en uit het huis Juda mijn familie, en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen gehad aan mij, zodat Hij mij koning maakte over geheel Israël.

5. Uit al mijn zonen – want de Here heeft mij vele zonen gegeven – verkoos Hij mijn zoon Salomo om te zitten op de troon van het koningschap des Heren over Israël.

6. En Hij zeide tot mij: Uw zoon Salomo is het, die mijn huis en mijn voorhoven bouwen zal, want Ik heb Mij hem tot een zoon verkoren, ook zal Ik hem tot een vader zijn;

7. en Ik zal zijn koningschap voor altijd bevestigen, wanneer hij volhardt in het betrachten van mijn geboden en mijn verordeningen, gelijk heden ten dage.

8. Nu dan, ten aanschouwen van geheel Israël, de gemeente des Heren, en ten aanhoren van onze God (zeg ik u): Onderhoudt en onderzoekt alle geboden van de Here, uw God, opdat gij dit goede land moogt bezitten, en voor altijd geven tot een erfenis aan uw zonen na u.

9. En gij, mijn zoon Salomo, ken de God van uw vader, en dien Hem met een volkomen toegewijd hart en een bereidwillig gemoed, want de Here doorzoekt alle harten en doorgrondt al wat de gedachten beramen. Indien gij Hem zoekt, zal Hij Zich door u laten vinden; doch indien gij Hem verlaat, zal Hij u voor eeuwig verwerpen.

10. Zie nu, hoe de Here u heeft verkoren om een huis ten heiligdom te bouwen; wees sterk en doe het.

11. Toen gaf David aan zijn zoon Salomo het ontwerp van de voorhal met de daarbij behorende gebouwen, schatkamers, bovenvertrekken en binnenzalen, en van het vertrek voor het verzoendeksel;

12. ook het ontwerp van alles wat hij in zijn geest had bedacht: voor de voorhoven van het huis des Heren, voor alle vertrekken in het rond, voor de schatkamers van het huis Gods en voor die van de geheiligde voorwerpen,

13. voor de afdelingen der priesters en der Levieten, voor alle dienstwerk in het huis des Heren, en voor alle gerei voor de dienst in het huis des Heren.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 28