Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 2:28-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. De zonen van Onam: Sammai en Jada, en de zonen van Sammai: Nadab en Abisur.

29. De vrouw van Abisur heette Abihaïl; deze baarde hem Achban en Molid.

30. De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm; Seled stierf kinderloos;

31. de zonen van Appaïm: Jisi; de zonen van Jisi: Sesan, en de zonen van Sesan: Achlai.

32. De zonen van Jada, de broeder van Sammai: Jeter en Jonatan; Jeter stierf kinderloos;

33. en de zonen van Jonatan: Pelet en Zaza. Dit zijn de zonen van Jerachmeël.

34. En Sesan had geen zonen, maar alleen dochters; wel had Sesan een Egyptische slaaf, die Jarcha heette.

35. Nu gaf Sesan zijn dochter aan zijn slaaf Jarcha tot vrouw en zij baarde hem Attai.

36. En Attai verwekte Natan, Natan verwekte Zabad,

37. Zabad verwekte Eflal, Eflal verwekte Obed,

38. Obed verwekte Jehu, Jehu verwekte Azarja,

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 2