Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 16:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Nadat zij de ark Gods binnengebracht hadden, zetten zij haar neer midden in de tent die David voor haar gespannen had, en zij brachten brandoffers en vredeoffers voor Gods aangezicht.

2. Toen David gereed was met het brengen van de brandoffers en de vredeoffers, zegende hij het volk in de naam des Heren

3. en deelde uit aan alle Israëlieten, mannen zowel als vrouwen, ieder een brood, een stuk vlees en een druivenkoek.

4. En hij stelde voor de ark des Heren dienaren aan uit de Levieten: om de Here, de God van Israël, te roemen, te loven en te prijzen.

5. Asaf was het hoofd; op hem volgde Zekarja; voorts Jeïel, Semiramot, Jechiël, Mattitja, Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïel met muziekinstrumenten: harpen en citers: terwijl Asaf op cimbalen,

6. en de priesters Benaja en Jachaziël op trompetten, voortdurend speelden voor de ark van het verbond Gods.

7. Toen, op die dag, droeg David voor de eerste maal Asaf en zijn broeders op, de Here te loven:

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 16