Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 8:33-45 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. Wanneer uw volk Israël verslagen wordt door de vijand, omdat zij tegen U gezondigd hebben, en zij zich tot U bekeren, uw naam belijden, en tot U bidden en smeken in dit huis,

34. hoor Gij dan in de hemel, vergeef de zonde van uw volk Israël, en breng hen terug naar het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt.

35. Wanneer de hemel gesloten blijft, zodat er geen regen komt, daar zij tegen U gezondigd hebben, en zij te dezer plaatse bidden, uw naam belijden, en zich van hun zonde bekeren, omdat Gij hen vernederd hebt,

36. hoor Gij dan in de hemel, vergeef de zonde van uw knechten en van uw volk Israël – want Gij wijst hun de goede weg waarop zij moeten wandelen – en geef regen op het land, dat Gij uw volk ten erfdeel geschonken hebt.

37. Wanneer er hongersnood in het land is, wanneer er pest is, brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kaalvreters; wanneer de vijand het volk in de steden van zijn land benauwt, welke plaag en welke ziekte ook;

38. welk gebed, welke smeking ook, die enig mens van uw gehele volk Israël doen zal, omdat ieder van hen de plaag van zijn eigen hart kent, zodat hij zijn handen in dit huis uitbreidt, –

39. hoor Gij dan in de hemel, de vaste plaats uwer woning, en vergeef, grijp in, en vergeld ieder naar al zijn wegen, daar Gij zijn hart kent – want Gij alleen kent het hart van alle mensenkinderen –,

40. opdat zij U vrezen al de dagen die zij leven in het land dat Gij onze vaderen gegeven hebt.

41. Ook wanneer een vreemdeling die niet tot uw volk Israël behoort, ter wille van uw naam uit verren lande komt, –

42. want men zal horen van uw grote naam, uw sterke hand en uw uitgestrekte arm –, en hij komt bidden in dit huis,

43. hoor Gij dan in de hemel, de vaste plaats uwer woning, en doe naar alles wat de vreemdeling tot U roept, opdat alle volken der aarde uw naam leren kennen, zodat zij U vrezen zoals uw volk Israël, en weten, dat uw naam uitgeroepen is over dit huis dat ik gebouwd heb.

44. Wanneer uw volk ten strijde trekt tegen zijn vijand langs de weg waarop Gij hen zendt, en zij bidden tot de Here in de richting van de stad die Gij verkoren hebt, en van het huis dat ik voor uw naam gebouwd heb,

45. hoor dan in de hemel naar hun gebed en smeking, en verschaf hun recht.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 8