Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 8:17-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Toen mijn vader David voornemens was een huis te bouwen voor de naam van de Here, de God van Israël,

18. zeide de Here tot mijn vader David: dat gij het voornemen hadt voor mijn naam een huis te bouwen, – gij hebt er goed aan gedaan, dat gij dit voornemens waart,

19. gij evenwel zult het huis niet bouwen, maar de zoon die uit uw lendenen zal voortkomen, die zal het huis voor mijn naam bouwen.

20. De Here nu heeft het woord, dat Hij gesproken had, gestand gedaan, en ik ben opgetreden in de plaats van mijn vader David, en heb mij gezet op de troon van Israël, zoals de Here gesproken heeft, en ik heb dit huis voor de naam van de Here, de God van Israël, gebouwd,

21. en er een plaats bereid voor de ark, waarin het verbond des Heren berust, dat Hij met onze vaderen gesloten heeft, toen Hij hen uit het land Egypte had geleid.

22. Daarop ging Salomo vóór het altaar des Heren staan ten aanschouwen van de gehele gemeente van Israël, breidde zijn handen uit naar de hemel

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 8