Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 7:42-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

42. de vierhonderd granaatappelen voor beide vlechtwerken, twee rijen granaatappelen voor elk vlechtwerk, om de beide bollen der kapitelen op de zuilen te bedekken,

43. de tien onderstellen en de tien bekkens op de onderstellen, de éne zee,

44. de twaalf runderen onder de zee,

45. en de potten, scheppen en sprengbekkens; al deze voorwerpen die Chiram voor koning Salomo voor het huis des Heren maakte, waren van gepolijst koper.

46. In de Streek aan de Jordaan goot de koning ze, in diepe grond, tussen Sukkot en Saretan.

47. En Salomo liet al de voorwerpen ongewogen vanwege de overgrote hoeveelheid; het gewicht aan koper werd niet berekend.

48. Ook maakte Salomo al de voorwerpen in het huis des Heren, het gouden altaar, en de tafel waarop het toonbrood lag, van goud;

49. de vijf kandelaars rechts en de vijf links vóór de achterzaal, van gedegen goud; de kelken, lampen en snuiters, van goud;

50. de schalen, messen, sprengbekkens, schotels en vuurpannen van gedegen goud; de scharnieren voor de deuren van het binnenste vertrek naar het heilige der heiligen (en) voor de deuren van de hoofdzaal van de tempel, van goud.

51. Toen al het werk dat koning Salomo aan het huis des Heren deed, voltooid was, bracht Salomo de geheiligde voorwerpen van zijn vader David erin; het zilver, het goud en die voorwerpen legde hij in de schatkamers van het huis des Heren.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 7