Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 7:33-50 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. De vorm van de raderen was als die van een wagenrad; hun steunsels echter, velgen, spaken en naven, waren geheel van gietwerk.

34. Wat nu de vier handvatten betreft aan de vier hoeken van elk onderstel: aan het onderstel zaten zijn handvatten vast.

35. En aan de bovenkant van het onderstel was een rand van een halve el hoog, geheel rond; en boven aan het onderstel zaten zijn handvatten en zijn sluitplaten vast.

36. En hij graveerde op de vlakken van zijn handvatten en op zijn sluitplaten cherubs, leeuwen en palmen, naardat elk ruimte bood, en kransen rondom.

37. Aldus maakte hij de tien onderstellen; zij waren alle van één gietsel, één maat, één vorm.

38. Verder maakte hij tien koperen bekkens, veertig bath kon elk bekken bevatten, vier el (mat) elk bekken, één bekken op elk van de tien onderstellen.

39. En hij plaatste de onderstellen: vijf aan de rechtervleugel van het huis en vijf aan de linkervleugel; en de zee plaatste hij aan de rechtervleugel van het huis, naar het zuidoosten.

40. Ook maakte Chiram de potten, scheppen en sprengbekkens.Zo voltooide Chiram al het werk, dat hij voor koning Salomo aan het huis des Heren had te doen:

41. de twee zuilen, de twee bollen der kapitelen op de top der zuilen, de twee vlechtwerken om beide bollen der kapitelen op de top der zuilen te bedekken,

42. de vierhonderd granaatappelen voor beide vlechtwerken, twee rijen granaatappelen voor elk vlechtwerk, om de beide bollen der kapitelen op de zuilen te bedekken,

43. de tien onderstellen en de tien bekkens op de onderstellen, de éne zee,

44. de twaalf runderen onder de zee,

45. en de potten, scheppen en sprengbekkens; al deze voorwerpen die Chiram voor koning Salomo voor het huis des Heren maakte, waren van gepolijst koper.

46. In de Streek aan de Jordaan goot de koning ze, in diepe grond, tussen Sukkot en Saretan.

47. En Salomo liet al de voorwerpen ongewogen vanwege de overgrote hoeveelheid; het gewicht aan koper werd niet berekend.

48. Ook maakte Salomo al de voorwerpen in het huis des Heren, het gouden altaar, en de tafel waarop het toonbrood lag, van goud;

49. de vijf kandelaars rechts en de vijf links vóór de achterzaal, van gedegen goud; de kelken, lampen en snuiters, van goud;

50. de schalen, messen, sprengbekkens, schotels en vuurpannen van gedegen goud; de scharnieren voor de deuren van het binnenste vertrek naar het heilige der heiligen (en) voor de deuren van de hoofdzaal van de tempel, van goud.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 7