Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 7:25-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Zij stond op twaalf runderen, waarvan drie noordwaarts gekeerd waren, drie westwaarts, drie zuidwaarts en drie oostwaarts, en de zee rustte boven op hen, en al hun achterdelen waren binnenwaarts gewend.

26. Haar dikte was een handbreed en haar rand was in de vorm van een bekerrand, een leliekelk. Zij had een inhoud van tweeduizend bath.

27. Verder maakte hij de onderstellen, en wel tien, van koper; vier el was de lengte van één onderstel, vier el de breedte en drie el zijn hoogte.

28. Aldus was de vorm van een onderstel: er waren sluitplaten aan, en wel sluitplaten tussen de stijlen.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 7