Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 6:27-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Hij plaatste de cherubs in het binnenste vertrek en zij spreidden hun vleugels uit, zodat de vleugel van de ene aan de ene muur raakte, en de vleugel van de andere cherub aan de andere muur, terwijl hun vleugels aan elkander raakten in het midden van het huis.

28. En hij overtrok de cherubs met goud.

29. En op al de muren van het huis rondom, die van de binnenste en van de buitenste zaal, bracht hij ingesneden beeldwerk aan: cherubs, palmen en open bloemknoppen.

30. Ook de vloer van het huis, die van de binnenste en van de buitenste zaal, bedekte hij met goud.

31. Als toegang tot de achterzaal maakte hij deuren van oleasterhout; het geraamte der posten vormde een vijfhoek.

32. De beide deurvleugels waren van oleasterhout, en hij bracht daar beeldwerk op aan: cherubs, palmen en open bloemknoppen, en overtrok ze met goud; hij legde het goud op de cherubs en de palmen.

33. Evenzo maakte hij voor de toegang naar de hoofdzaal posten van oleasterhout, die een vierhoek vormden,

34. en twee deurvleugels van cypressehout, de ene deurvleugel met twee draaibare vleugelhelften en de andere deurvleugel met twee draaibare vleugelhelften.

35. En hij bracht daar cherubs, palmen en open bloemknoppen op aan en overtrok het met goud, dun uitgeslagen over het graveerwerk.

36. Hij ommuurde de binnenste voorhof met drie rijen gehouwen stenen en één rij gehouwen cederen balken.

37. In het vierde jaar werd het huis des Heren gegrondvest, in de maand Ziw,

38. en in het elfde jaar, in de maand Bul, dat is de achtste maand, was het huis in al zijn onderdelen en geheel volgens bestek voltooid; hij bouwde het dus in zeven jaar.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 6