Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 4:13-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Ben-Geber te Ramot in Gilead; hij had de dorpen van Jaïr, de zoon van Manasse, in Gilead, hij had de streek van Argob in Basan, zestig grote steden met muren en koperen grendels;

14. Achinadab, de zoon van Iddo, te Machanaïm;

15. Achimaäs in Naftali; ook hij had een dochter van Salomo, Basemat, tot vrouw genomen;

16. Baäna, de zoon van Chusai, in Aser en Alot;

17. Josafat, de zoon van Paruach, in Issakar;

18. Simi, de zoon van Ela, in Benjamin;

19. Geber, de zoon van Uri, in het land Gilead, het land van Sichon, de koning der Amorieten, en van Og, de koning van Basan, en wel als enige landvoogd in dit land.

20. Juda en Israël waren talrijk als het zand aan de zee in menigte; zij aten en dronken en waren blijde.

21. En Salomo was heerser over al de koninkrijken van de Rivier af tot het land der Filistijnen, tot de grens van Egypte; zij brachten geschenken en dienden Salomo, zijn leven lang.

22. De spijze nu van Salomo voor één dag bedroeg: dertig kor fijn meel en zestig kor meel,

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 4