Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:48-54 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

48. En er was geen koning in Edom, een stadhouder was er koning.

49. Josafat bouwde Tarsisschepen om in Ofir goud te gaan halen. Maar men ging niet, want de schepen leden schipbreuk te Esjon-Geber.

50. Toen zeide Achazja, de zoon van Achab, tot Josafat: Laten mijn knechten met uw knechten op de schepen gaan. Maar Josafat wilde niet.

51. En Josafat ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David; zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.

52. Achazja, de zoon van Achab, werd koning over Israël te Samaria in het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij regeerde twee jaar over Israël.

53. En hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, en wandelde in de weg van zijn vader en in de weg van zijn moeder en in de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen.

54. Hij diende de Baäl en boog zich voor hem neer, en krenkte de Here, de God van Israël, geheel zoals zijn vader gedaan had.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22