Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 2:10-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Toen ging David te ruste bij zijn vaderen en werd begraven in de stad Davids.

11. De tijd nu, die David over Israël geregeerd heeft, is veertig jaar; te Hebron regeerde hij zeven jaar, en te Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar.

12. En Salomo zat op de troon van zijn vader David, en zijn koningschap werd zeer bevestigd.

13. En Adonia, de zoon van Chaggit, trad binnen bij Batseba, de moeder van Salomo, en zij vroeg: Komt gij met vredelievende bedoeling? En hij antwoordde: Ja.

14. Voorts zeide hij: Ik heb iets met u te bespreken. En zij zeide: Spreek.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 2