Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 17:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen zeide de Tisbiet Elia, uit Tisbe in Gilead, tot Achab: Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord.

2. Daarna kwam het woord des Heren tot hem:

3. Ga vanhier, wend u oostwaarts en verberg u bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt.

4. Gij kunt uit de beek drinken, en Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien.

5. Daarop ging hij heen en deed naar het woord des Heren; hij ging verblijf houden bij de beek Kerit, die in de Jordaan uitmondt.

6. De raven brachten hem des morgens brood en vlees, en des avonds brood en vlees, en hij dronk uit de beek.

7. Doch na verloop van tijd droogde de beek uit, omdat er geen regen in het land gevallen was.

8. Toen kwam het woord des Heren tot hem:

9. Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen.

10. Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. Hij riep haar toe en zeide: Haal mij toch in een kruik een weinig water, opdat ik drinke.

11. Toen zij het ging halen, riep hij haar na en zeide: Breng mij ook een bete broods mee.

12. Daarop zeide zij: Zo waar de Here, uw God, leeft, ik heb geen broodkoek, maar enkel een handvol meel in de pot en een weinig olie in de kruik. En zie, ik ben bezig een paar stukken hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, moeten wij maar sterven.

13. Doch Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden, zoals gij gezegd hebt, doch bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden.

14. Want zo zegt de Here, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op de aardbodem geven zal.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 17