Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 15:9-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. In het twintigste jaar van Jerobeam, de koning van Israël, kwam Asa als koning van Juda aan de regering.

10. Eenenveertig jaar regeerde hij te Jeruzalem. Zijn moeder heette Maäka; zij was de dochter van Abisalom.

11. Asa deed wat recht is in de ogen des Heren, evenals zijn vader David.

12. Hij verdreef de aan ontucht gewijden uit het land en verwijderde al de afgodsbeelden die zijn vaderen gemaakt hadden.

13. Zelfs heeft hij zijn moeder Maäka als gebiedster afgezet, omdat zij een gruwelijk beeld van Asjera gemaakt had. Asa hieuw haar gruwelijk beeld stuk en verbrandde het in het dal Kidron.

14. De offerhoogten verdwenen echter niet, toch was het hart van Asa, zolang hij leefde, de Here volkomen toegewijd.

15. Hij bracht de heilige gaven van zijn vader en zijn eigen heilige gaven in het huis des Heren: zilver, goud en allerlei voorwerpen.

16. En er was oorlog tussen Asa en Basa, de koning van Israël, zolang zij regeerden.

17. Basa, de koning van Israël, trok op tegen Juda en versterkte Rama om alle verkeer van en naar Asa, de koning van Juda, te verhinderen.

18. Toen nam Asa al het zilver en het goud, dat overgebleven was in de schatkamers van het huis des Heren en in die van het huis des konings, en overhandigde dat aan zijn dienaren, en koning Asa zond hen tot Benhadad, de zoon van Tabrimmon, de zoon van Chezjon, de koning van Aram, te Damascus, met deze boodschap:

19. Er bestaat een verbond tussen mij en u, tussen mijn vader en uw vader. Hierbij zend ik u een geschenk, zilver en goud. Welnu, verbreek uw verbond met Basa, de koning van Israël, opdat hij van mij wegtrekt.

20. Toen luisterde Benhadad naar koning Asa, en zond zijn legeraanvoerders tegen de steden van Israël; hij overweldigde Ijjon, Dan, Abel-Bet-Maäka en geheel Kinneret met het gehele land van Naftali.

21. Zodra Basa dit hoorde, staakte hij de versterking van Rama en keerde terug naar Tirsa.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 15