Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 15:16-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En er was oorlog tussen Asa en Basa, de koning van Israël, zolang zij regeerden.

17. Basa, de koning van Israël, trok op tegen Juda en versterkte Rama om alle verkeer van en naar Asa, de koning van Juda, te verhinderen.

18. Toen nam Asa al het zilver en het goud, dat overgebleven was in de schatkamers van het huis des Heren en in die van het huis des konings, en overhandigde dat aan zijn dienaren, en koning Asa zond hen tot Benhadad, de zoon van Tabrimmon, de zoon van Chezjon, de koning van Aram, te Damascus, met deze boodschap:

19. Er bestaat een verbond tussen mij en u, tussen mijn vader en uw vader. Hierbij zend ik u een geschenk, zilver en goud. Welnu, verbreek uw verbond met Basa, de koning van Israël, opdat hij van mij wegtrekt.

20. Toen luisterde Benhadad naar koning Asa, en zond zijn legeraanvoerders tegen de steden van Israël; hij overweldigde Ijjon, Dan, Abel-Bet-Maäka en geheel Kinneret met het gehele land van Naftali.

21. Zodra Basa dit hoorde, staakte hij de versterking van Rama en keerde terug naar Tirsa.

22. Koning Asa nu liet geheel Juda oproepen, zonder iemand vrij te stellen; de stenen en het hout waarmede Basa Rama versterkt had, namen zij weg en koning Asa versterkte daarmee Geba in Benjamin en Mispa.

23. Het overige van de geschiedenis van Asa, en al zijn dappere daden en alles wat hij gedaan heeft, en de steden die hij versterkt heeft, is dit niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda? Doch ten tijde van zijn ouderdom werd hij ziek aan zijn voeten.

24. Asa ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van zijn vader David; zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats.

25. Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israël in het tweede jaar van Asa, de koning van Juda, en regeerde twee jaar over Israël.

26. En hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren. Hij wandelde in de weg van zijn vader, en in de zonde die deze Israël had doen bedrijven.

27. En Basa, de zoon van Achia, van het huis Issakar, smeedde een samenzwering tegen hem. En Basa sloeg hem dood te Gibbeton, dat aan de Filistijnen behoorde, terwijl Nadab en geheel Israël Gibbeton belegerden.

28. Basa heeft hem gedood in het derde jaar van Asa, de koning van Juda, en werd koning in zijn plaats.

29. Zodra hij koning geworden was, sloeg hij het gehele huis van Jerobeam dood; hij liet van Jerobeam niets over wat adem had, totdat hij het uitgeroeid had, naar het woord des Heren, dat Hij door de dienst van zijn knecht, de Siloniet Achia, gesproken had,

30. wegens de zonden die Jerobeam had bedreven en die hij Israël had doen bedrijven, om de krenking die hij de Here, de God van Israël, had aangedaan.

31. Het overige van de geschiedenis van Nadab, en alles wat hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël?

32. En er was oorlog tussen Asa en Basa, de koning van Israël, zolang zij regeerden.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 15