Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 10:9-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Geprezen zij de Here, uw God, die zulk een welgevallen aan u had, dat Hij u op de troon van Israël geplaatst heeft! Omdat de Here Israël voor altoos liefheeft, heeft Hij u tot koning aangesteld om recht en gerechtigheid te oefenen.

10. Zij gaf de koning honderd twintig talenten goud, zeer veel specerijen en edelgesteente; zulke specerij, als de koningin van Seba aan koning Salomo gaf, is er nooit meer aangekomen.

11. Bovendien bracht de vloot van Chiram, die goud uit Ofir aanvoerde, uit Ofir zeer veel almuggimhout en edelgesteente mee.

12. De koning verwerkte het almuggimhout tot meubels voor het huis des Heren en voor het huis des konings, ook tot citers en harpen voor de zangers. Zulk almuggimhout is nooit meer aangekomen noch gezien tot op deze dag.

13. Koning Salomo gaf aan de koningin van Seba al wat zij begeerde en vroeg, behalve wat hij haar schonk, zoals men dat van koning Salomo verwachten mocht. Daarop keerde zij met haar dienaren terug naar haar land.

14. Het gewicht van het goud dat in één jaar voor Salomo binnenkwam, bedroeg zeshonderd zesenzestig talenten goud,

15. behalve wat er inkwam van de handelslieden en van de winst der kramers en van alle koningen van Arabië en van de stadhouders des lands.

16. Tweehonderd grote schilden maakte koning Salomo van geslagen goud, zeshonderd eenheden goud gebruikte hij voor één groot schild;

17. eveneens driehonderd kleine schilden van geslagen goud, drie minen goud gebruikte hij voor één klein schild. De koning plaatste ze in het huis: Woud van de Libanon.

18. Voorts maakte de koning een grote ivoren troon, die hij overtrok met gelouterd goud.

19. De troon had zes treden, en een ronde kop was van achteren aan de troon, en leuningen aan weerszijden van de zitplaats, en twee leeuwen stonden naast de leuningen;

20. en twaalf leeuwen stonden aan weerszijden op de zes treden; nooit was zo iets voor enig koninkrijk gemaakt.

21. Al het drinkgerei van koning Salomo was van goud, en al het gerei van het huis: Woud van de Libanon, was van gedegen goud; er was geen zilver bij; dat werd in de dagen van Salomo niet van waarde geacht.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 10