Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 10:18-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Voorts maakte de koning een grote ivoren troon, die hij overtrok met gelouterd goud.

19. De troon had zes treden, en een ronde kop was van achteren aan de troon, en leuningen aan weerszijden van de zitplaats, en twee leeuwen stonden naast de leuningen;

20. en twaalf leeuwen stonden aan weerszijden op de zes treden; nooit was zo iets voor enig koninkrijk gemaakt.

21. Al het drinkgerei van koning Salomo was van goud, en al het gerei van het huis: Woud van de Libanon, was van gedegen goud; er was geen zilver bij; dat werd in de dagen van Salomo niet van waarde geacht.

22. Want de koning had een Tarsisvloot in zee met de vloot van Chiram; en eens in de drie jaar kwam de Tarsisvloot binnen, beladen met goud en zilver, ivoor, apen en pauwen.

23. Koning Salomo overtrof alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid.

24. De gehele aarde verlangde Salomo te zien om de wijsheid te horen, die God in zijn hart gelegd had.

25. Ieder van hen bracht zijn geschenk: zilveren en gouden voorwerpen, klederen, wapenen, specerijen, paarden en muildieren, jaar op jaar.

26. Voorts bracht Salomo wagens en ruiters bijeen, zodat hij veertienhonderd wagens had en twaalfduizend ruiters, en hij legde ze in de wagensteden en bij de koning te Jeruzalem.

27. En de koning maakte het zilver in Jeruzalem overvloedig als stenen, en de ceders als moerbeivijgen die in menigte in de Laagte groeien.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 10