Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 1:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Maar nu, zie, Adonia is koning geworden, en zelfs thans weet gij, mijn heer de koning, het niet.

19. Hij heeft runderen, gemest vee en schapen in menigte geslacht, en al de zonen van de koning en de priester Abjatar en de legeroverste Joab uitgenodigd, maar uw knecht Salomo heeft hij niet uitgenodigd.

20. Op u echter, mijn heer de koning, op u zijn de ogen van geheel Israël gericht, dat gij hun bekend zult maken wie op de troon van mijn heer de koning na hem zitten zal.

21. Anders zal het gebeuren, dat ik en mijn zoon Salomo als opstandelingen zullen gelden, zodra mijn heer de koning bij zijn vaderen te ruste gegaan is.

22. En zie, terwijl zij nog met de koning in gesprek was, daar kwam de profeet Natan,

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 1