Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 1:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Koning David nu was oud en hoogbejaard, en hoewel men hem met dekens toedekte, werd hij niet warm.

2. Toen zeiden zijn dienaren tot hem: Men zoeke voor mijn heer de koning een jonge maagd, opdat zij de koning ten dienste sta en hem tot verzorgster zij, en in uw schoot ligge, zodat mijn heer de koning warm wordt.

3. Men zocht dan een schoon meisje in het gehele gebied van Israël en men vond Abisag, de Sunamitische, en bracht haar tot de koning.

4. Het meisje was uitermate schoon; zij was de koning tot verzorgster en bediende hem, maar de koning had geen gemeenschap met haar.

5. Adonia nu, de zoon van Chaggit, was zo overmoedig te denken: Ik zal koning worden; hij schafte zich wagens en ruiters aan en vijftig mannen, die voor hem uit liepen.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 1