Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 8:11-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont.

12. Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven.

13. Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven.

14. Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.

15. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader.

16. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.

17. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.

18. Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.

19. Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.

20. Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft,

21. in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.

Lees verder hoofdstuk Romeinen 8