Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 15:24-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. zodra ik naar Spanje reis – ik hoop u namelijk op mijn doorreis met eigen ogen te zien en door u voortgeholpen te worden voor mijn tocht daarheen, wanneer ik eerst enigermate van u genoten heb.

25. Maar thans ben ik op reis naar Jeruzalem ten dienste van de heiligen.

26. Want Macedonië en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te Jeruzalem.

27. Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.

28. Wanneer ik mij dan hiervan gekweten en hun deze opbrengst afgedragen heb, zal ik over uw stad naar Spanje reizen.

29. En ik weet, dat ik bij mijn komst te uwent met een volle zegen van Christus zal komen.

30. Maar, [broeders,] ik vermaan u bij onze Here Jezus Christus en bij de liefde des Geestes, om samen met mij te worstelen in den gebede voor mij tot God,

31. opdat ik behoed worde voor de weerspannigen in Judea, en dat mijn dienstbetoon voor Jeruzalem gunstig worde opgenomen door de heiligen,

Lees verder hoofdstuk Romeinen 15